Veel gestelde vragen en antwoorden Vogelgriep Wageningen Bioveterinary Research (WBVR)

Laatst bijgewerkt 22 november 2016. Deze vragen zijn beantwoord door Nancy Beerens en Armin Elbers. 
Staat uw vraag er niet tussen?  Neem contact op met WBVR persvoorlichting: Annet Blanken tel. 0320 238 678 of mail Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. 

Welke vormen van vogelgriep kunnen we onderscheiden? 

Vogelgriep bij pluimvee en vogels wordt veroorzaakt door influenza A-virussen. Watervogels (wild en gedomesticeerd) vormen het grootste en natuurlijke reservoir en zijn de bron van alle bekende influenza A-virussen (met name laag-pathogene aviaire influenza (LPAI) virussen). Influenzavirus wordt gekarakteriseerd door twee oppervlakte eiwitten: haemagglutinine (H) en neuraminidase (N). Deze eiwitten vormen de basis waarop een indeling wordt gemaakt van vogelgriepvirussen.

Er zijn op dit moment 16 verschillende haemagglutinine (H1–H16) en 9 neuraminidase eiwitten typen (N1–N9) bekend bij vogels, die in theorie dus kunnen leiden tot
9 * 16 = 144 verschillende typen influenza Avirus. Infectie met LPAI virussen bij wilde (water)vogels verloopt vrijwel altijd zonder noemenswaardige ziekteverschijnselen.

Infectie van gehouden pluimvee met griepvirussen kan verschillende vormen aannemen: geen tot matig zichtbare verschijnselen, maar het kan ook leiden tot ernstige ziekteverschijnselen met tot 100% sterfte. De milde varianten van het vogelgriepvirus worden wetenschappelijk aangeduid als laag pathogene aviaire influenza (LPAI), de ernstige variant als hoog pathogeen (HPAI). Alle bekende HPAI virussen zijn van het subtype H5 of H7, hoewel niet alle virussen van deze subtypen HPAI zijn.

Komen er tegenwoordig meer hoog pathogene virussen voor?

Hoog pathogene vogelgriep is al in 1894 beschreven in Italië maar de verwekker werd pas later geïdentificeerd als een influenzavirus. Sinds 1959 worden de uitbraken beter bijgehouden en zijn er regelmatig kleinere of grotere epidemieën van zowel H5 als H7 HPAI virussen beschreven. De impact van epidemieën is veel groter als die plaatsvinden in pluimveedichte gebieden. De grootste epidemie is die van HPAI H5N1 die in Azië is begonnen en rond 2003/2004 in het nieuws kwam maar waarschijnlijk al in 1996 is ontstaan. Dat virus is vanuit Azië vervolgens naar grote delen van Afrika verplaatst en ook in Europa terechtgekomen. Epidemieën komen tegenwoordig meer in het nieuws dan vroeger, niet in de laatste plaats omdat het H5N1-virus mensen kan infecteren met de dood als gevolg. In Nederland zijn alleen in 1926, 2003 en in 2014 HPAI-uitbraken geweest.

Zijn watervogels nu vatbaarder voor vogelgriep dan enkele decennia geleden?

Wilde watervogels met name eenden zijn de bron van influenzavirussen. Voor het in stand houden van de viruspopulatie is een balans tussen virus en gastheren noodzakelijk. In die zin is het niet te verwachten dat wilde watervogels in het algemeen nu gevoeliger zijn voor vogelgriep dan enkele decennia geleden. In uitzonderlijke gevallen raken wilde (water)vogels besmet met hoog-pathogene aviaire influenza (HPAI) virussen door hoge besmettingsdruk vanuit gehouden pluimvee.

Deze besmettingen vinden primair in (Zuid) Oost Azië plaats waar vanwege uiteenlopende redenen HPAI virusinfecties bij gehouden pluimvee niet op dezelfde wijze bestreden kunnen worden als op het westelijk halfrond, met als gevolg dat er virussen langdurig blijft circuleren. Omdat in Aziatische landen wilde en gehouden (water)vogels vaak in nauw contact met elkaar staan zullen incidenteel wilde (water)vogels besmet raken. Sommige wilde (water-) vogelsoorten (bijvoorbeeld sommige eenden soorten) verdragen een dergelijke infectie veel beter dan gehouden pluimvee (dat meestal na infectie snel sterft), waardoor deze besmette wilde (water)vogels het virus soms kunnen meenemen met de jaarlijkse vogeltrek naar andere delen van de wereld. Bij overlappende vogeltrekroutes (b.v. bij broedgebieden) of op tussenstops bij foerageergebieden, kan er overdracht van het virus plaatsvinden tussen verschillende soorten wilde (water)vogels die het virus weer verder brengen. Naarmate virusinfectie minder ziekte en sterfte veroorzaakt zal het virus zich langer kunnen handhaven in deze keten. Verklaring waarom het huidige H5N8 virus meer ziekte en sterfte veroorzaakt dan bijvoorbeeld het H5N1 virus of het H5N8 virus in 2014 kan zijn dat het alleen in bepaalde soorten watervogels bijvoorbeeld futen, kuifeenden, zwanen, ganzen en meeuwen sterfte veroorzaakt. Een andere verklaring is dat geïnfecteerde watervogels veel meer virus produceren waardoor meer vogels in de omgeving geïnfecteerd worden.

Is het Nederlandse pluimvee nu vatbaarder voor vogelgriep dan enkele decennia geleden? (genetische variatie nu minder binnen de gehele groep?) Er zijn geen aanwijzingen dat het Nederlandse pluimvee nu vatbaarder is voor vogelgriep dan enkele decennia geleden.

Hoe uitzonderlijk is het huidige verspreidingsbeeld van hoog-pathogene H5N8 bij wilde vogels in de EU?

Het is vrij uitzonderlijk dat hoog-pathogene virussen in wilde watervogels circuleren. Dat was voor 2014 slechts twee keer eerder voorgekomen o.a. in 2005-2006 met het Aziatische H5N1 virus. Rondom 2009 is waarschijnlijk in China uit het daar endemisch circulerende H5N1 virus een H5N8 ontstaan door uitwisseling van genetisch materiaal van H5N1 met andere laag-pathogene virussen die daar circuleren bij gehouden pluimvee. Het H5N8 virus is vervolgens in wilde vogels terecht gekomen en lijkt zich daarin beter te kunnen handhaven dan het H5N1 dat na 2006 niet meer op grote schaal bij wilde vogels in Europa is aangetroffen.

Het H5N8 virus is waarschijnlijk vanuit China door migrerende wilde watervogels meegenomen naar broedgebieden in het noorden, in Siberië en Mongolië. Vandaaruit zijn begin 2014 pluimveebedrijven in Korea en Japan besmet via de vogeltrek en later in 2014 ook in West Europa, en is het virus via de Beringstraat in Nood-Amerika terecht gekomen. Het is mogelijk dat in overlappende foerageergebieden de migranten andere wilde vogels hebben besmet die op hun beurt weer migreren via verschillende vliegroutes naar het westen en zuidwesten. Het huidige verspreidingsgebied van het nieuwe H5N8 virus bij wilde vogels in de EU is daarom niet uitzonderlijk en komt overeen met de verspreiding van het H5N1 virus in 2005-2006.

Wat zijn de verwachtingen op basis van het huidige verspreidingspatroon van het hoog-pathogene H5N8 virus?

De uitbraken bij gehouden pluimvee beperken zich tot nu toe in Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Denemarken tot bedrijven dicht bij plekken waar dode geïnfecteerde wilde(water) vogels zijn gevonden. Het grootste risico op insleep van dit vogelgriepvirus bij pluimveebedrijven in Nederland lijkt daarom op dit moment in de omgeving van waterrijke gebieden te liggen.

Het is onduidelijk hoelang het virus zich in de wilde (water)vogels in Nederland handhaaft. In 2014/15 is er in januari 2015 nog virus aangetoond bij een taling. In 2005-2006 begon de epidemie in oktober met uitbraken in Roemenië en werden de laatste gevallen gevonden in maart 2006 in Duitsland. Dit kwam zeer waarschijnlijk mede door de strenge winter in 2006. Daarom moeten we rekening houden met een infectiedreiging vanuit de wilde fauna van enkele maanden.

Komt vogelgriep veel voor in NL?

De eerst beschreven hoog-pathogene AI epidemie onder gehouden pluimvee in Nederland dateert van 1927. Het heeft daarna bijna 75 jaar geduurd voordat we een volgende HPAI epidemie hebben meegemaakt (2003). Daarentegen zien wij jaarlijks 3550 introducties van laag-pathogene AI virus op pluimveebedrijven in Nederland, die in de meeste gevallen nauwelijks tot klinische verschijnselen leiden; in ongeveer 10% van de gevallen betreft het een LPAI virusintroductie van het H5 of H7 subtype. Als er H5 of H7 virus gevonden wordt op een pluimveebedrijf zal dit bedrijf uit voorzorg geruimd worden. Dit om te voorkomen dat het LPAI virus muteert tot een HPAI virus.

Is vogelgriep voor de sector een ‘fact of life’ of kunnen de pluimveehouders wel degelijk maatregelen nemen om de ziekte tegen te gaan?

Vast staat dat we niet in staat zijn om AI virussen in de wilde vogels te bestrijden. Wel kunnen bedrijven veel maatregelen nemen om risico’s te verlagen. Strikte toepassing van bio veiligheidsmaatregelen moet het virus buiten de stal kunnen houden, daar zijn ook genoeg voorbeelden van dat dat mogelijk is. Het is een kwestie van instellen en strikte naleving van deze maatregelen, en dat vraagt volharding, toewijding en discipline. Naarmate pluimveebedrijven hoger in de piramide zitten (zoals fokbedrijven), wordt er meer geïnvesteerd in bio veiligheid om ziektekiemen buiten de deur te houden. In dit soort bedrijven zie je dan ook dat met hoge uitzondering insleep plaatsvindt van vogelgriep. Voor pluimveebedrijven waar de kippen buiten lopen en dus contact kunnen hebben met de omgeving, inclusief wilde (water)vogels en uitwerpselen van deze vogels, is de uitdaging nog vele malen groter om infectie te voorkomen.